Kinderen moeten in Nederland onderwijs volgen tot ze 16 jaar worden. Als je kind dan nog geen startkwalificatie heeft, moet je kind nog onderwijs volgen tot het 18 jaar is. Vanaf die leeftijd zijn kinderen niet meer leerplichtig. Alle kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs. De meeste kinderen kunnen de lessen op school goed volgen. Maar niet ieder kind is hetzelfde. Soms is extra hulp nodig of moet een kind extra oefenen. Of heeft een kind andere uitleg of lesstof nodig. En soms onderwijs op een andere, speciale school. Soms hebben kinderen een aangepast programma nodig. Hieronder lees je informatie over passend onderwijs op de middelbare school. Wat is goed om te weten als ouder? En hoe kun je goed samenwerken met de school van jouw kind?
Download de veelgestelde vragen en antwoorden (PDF)
De meeste kinderen en jongeren kunnen de lessen op school goed volgen. Maar niet iedereen is hetzelfde. Sommige kinderen en jongeren hebben op school extra hulp nodig. Soms is er meer nodig dan de school kan bieden en moet het kind of de jongere naar een andere school in de regio. Dat kan een andere reguliere school zijn of een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso). Elk kind en elke jongere met een ondersteuningsbehoefte moet, in de regio waar hij of zij woont, onderwijs krijgen dat bij hem of haar past. Dat heet passend onderwijs. Scholen moeten ervoor zorgen dat een kind hulp krijgt op school, of hulp krijgt op een passende andere plek. Dat is geregeld met de zorgplicht passend onderwijs.
Kinderen van 5 tot 16 jaar zijn leerplichtig. Dat betekent dat ze verplicht zijn om naar school te gaan. De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin je kind 16 jaar wordt. Als je kind dan nog geen diploma heeft, geldt de kwalificatieplicht in plaats van de leerplicht. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is kwalificatieplicht?’
Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2 of hoger). Jongeren die nog geen startkwalificatie hebben als ze 16 zijn, moeten onderwijs volgen tot ze 18 jaar zijn.
Elke school geeft hulp aan kinderen die dat nodig hebben. Dat noem je de basisondersteuning. Wat de school precies voor basisondersteuning geeft, staat in het schoolondersteuningsprofiel (SOP). Als je kind méér hulp nodig heeft, noem je dat extra ondersteuning. Dit staat ook in het schoolondersteuningsprofiel. Soms regelt het samenwerkingsverband die extra ondersteuning. Soms regelt de school dit zelf. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een schoolondersteuningsprofiel (SOP)?’, ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’
Scholen (schoolbesturen) voor regulier onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro), werken in een bepaald gebied samen om te zorgen voor passend onderwijs. Dat heet een samenwerkingsverband (SWV). In een samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs, zitten vmbo–, havo– en vwo–scholen, scholen voor praktijkonderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso). Een samenwerkingsverband zorgt ervoor dat ieder kind dat dit nodig heeft extra hulp krijgt of naar een speciale school kan gaan. De scholen in het samenwerkingsverband spreken samen af hoe ze dat regelen. Sommige samenwerkingsverbanden verdelen het geld voor passend onderwijs onder de scholen. Daarmee zorgen de scholen zelf voor extra hulp voor de leerlingen. In andere gevallen regelt het samenwerkingsverband zelf de extra hulp. Het is goed te weten wat de afspraken zijn in jouw samenwerkingsverband. Deze afspraken staan in een ondersteuningsplan. Dat kun je opvragen bij het samenwerkingsverband of op hun website vinden. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ondersteuningsplan?’
Als jouw kind meer nodig heeft dan de basisondersteuning, maakt de school een plan. In dat plan staat hoe de school jouw kind gaat helpen om zich fijn te voelen en zo goed mogelijk te kunnen leren. Dat doet de school met doelen om aan te werken. Dit plan heet een ontwikkelingsperspectief. In het ontwikkelingsperspectief staat hoe de school jouw kind gaat begeleiden. Meestal doet de zorg- of ondersteuningscoördinator dat. De school praat met jou en je kind over de doelen die in het ontwikkelingsperspectief komen. En over hoe de school je kind gaat helpen die te halen. Het ontwikkelingsperspectief bestaat ten minste uit twee delen, het uitstroomprofiel en het handelingsdeel. In het uitstroomprofiel staat naar welk niveau de school toewerkt. Op welk niveau is jouw kind aan het eind van de middelbare school? Gaat jouw kind onderwijs volgen na de middelbare school? En wat voor soort onderwijs?
Het andere deel van het ontwikkelingsperspectief is het handelingsdeel. Dit gaat over de extra hulp die jouw kind krijgt om de doelen te bereiken. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een schoolondersteuningsprofiel (SOP)?’, ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’ Ook hierover overlegt de school met jou. Dit heet ook wel een ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ of ‘OOGO’. Over het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief moeten jij en de school het samen eens worden. Dit heet instemmingsrecht. De school vraagt jou dan meestal om een handtekening te zetten om te laten zien dat jij het ermee eens bent. Het is ook belangrijk dat duidelijk is wat je kind zelf van het plan vindt. De school moet minimaal één keer per jaar met jou over het ontwikkelingsperspectief praten. Betrek hier ook zoveel mogelijk je kind zelf bij. Jongeren hebben ook recht om hierover mee te praten en hun mening te geven. Als je kind 16 jaar of ouder is, gelden er andere regels over het delen van informatie. Lees hierover meer bij de vraag ‘Heb ik toestemming van mijn kind nodig om informatie van school te krijgen?’
Elk kind moet onderwijs krijgen dat bij hem of haar past, en extra hulp krijgen als dat nodig is. Het schoolbestuur moet daarvoor zorgen. Dat heet zorgplicht. Hiervoor moet de school eerst goed onderzoeken wat voor hulp jouw kind nodig heeft en of de school die extra hulp zelf kan geven. Soms heeft de school daarvoor hulp nodig van het samenwerkingsverband, of van andere deskundigen. Misschien past een andere school beter? Dan moet de school daarnaar helpen zoeken. Het schoolbestuur van de school waar jouw kind staat ingeschreven, heeft zorgplicht. Ook als de extra hulp via het samenwerkingsverband gaat.
De zorgplicht van de school begint op het moment dat jij jouw kind schriftelijk aanmeldt. De zorgplicht blijft bestaan tot er een andere school is waar jij jouw kind aanmeldt. Alleen ouders kunnen een kind aanmelden. Lees hierover meer bij de vraag ‘Hoe meld ik mijn kind aan bij een school?’
Soms heeft de school géén zorgplicht:
Als de school vol is. Dat moet dan gelden voor alle aanmeldingen. Niet alleen voor leerlingen die extra hulp nodig hebben.
Als jij het als ouder niet eens bent met hoe de school denkt over onderwijs en opvoeding. Dit noem je ‘niet onderschrijven van de grondslag’.
Bij een aanmelding bij een cluster 1– of cluster 2–school. Deze scholen horen niet bij een samenwerkingsverband. Zij hebben een eigen toelatingsprocedure.
Alle scholen hebben een schoolbestuur. Het schoolbestuur is eindverantwoordelijk voor beslissingen die te maken hebben met de school en het onderwijs dat gegeven wordt. Het schoolbestuur neemt de belangrijke beslissingen over de school. Dit doet het meestal voor meer dan één school. Soms laat het schoolbestuur veel over aan de schoolleiding, maar het bestuur blijft eindverantwoordelijk. Schoolbesturen zorgen ervoor dat het geld wordt verdeeld, scholen voldoende mensen hebben die er werken en de school goed onderwijs geeft. Schoolbesturen hebben zorgplicht. Het is de taak van het schoolbestuur ervoor te zorgen dat de school regelt dat elk kind onderwijs krijgt dat bij hem of haar past. En extra hulp krijgt als dat nodig is. Dat doen ze soms met hulp van het samenwerkingsverband. In de schoolgids staat bij welk schoolbestuur jouw school hoort. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is zorgplicht?’ en ‘Wat is een samenwerkingsverband?’
Meestal gaan kinderen na groep 8, naar de middelbare school. Je kind mag ingeschreven blijven op de basisschool tot in het schooljaar waarin je kind 14 jaar wordt.
Je kunt naar open dagen gaan. Dit kan al als je kind in groep 7 zit. Ook het samenwerkingsverband kan informatie geven. De basisschool van je kind denkt ook mee over welke school bij je kind past. Om uit te zoeken welke school bij jouw kind past, kijk je naar het schooladvies. En naar wat je kind nodig heeft. En naar wat je kind zelf belangrijk vindt. Wat wil je kind zelf? Waar vind je kind dat het goed in is? Heeft je kind zelf een bepaalde voorkeur? Waar heeft je kind hulp bij nodig? Soms weet je dat al bij het aanmelden. Maar soms zie je pas later wat je kind nodig heeft. Juist als je kind extra ondersteuning nodig heeft, is het goed om op tijd te zoeken naar een passende school. Het is belangrijk om goed te kijken wat een school voor jouw kind kan doen. Sommige hulp moet de school altijd kunnen geven. Dat heet de basisondersteuning. Maar kijk ook goed wat de school voor jouw kind kan doen als extra ondersteuning nodig is. Dat staat in het schoolondersteuningsprofiel (SOP). Je vindt het schoolondersteuningsprofiel in de schoolgids of apart op de website van de school.
Kun je het schoolondersteuningsprofiel niet vinden? Vraag er dan om bij de school. Kijk, voordat je je kind bij een school aanmeldt, rond bij verschillende scholen. Vraag om een kennismakingsgesprek met de zorg- of ondersteuningscoördinator. Vraag om een rondleiding door de school en vraag welke hulp de school vaak geeft. Hoe denken ze erover om iets extra’s voor een leerling te doen? Je kunt ook andere ouders vragen of zij tevreden zijn over de school. Hoe vind je de sfeer op school? Voelt het goed en past het bij jou en je kind?
Lees hierover meer bij de vragen ‘Hoe meld ik mijn kind aan op een school?’, ‘Wat is basisondersteuning?’, ‘Wat is extra ondersteuning?’ en ‘Wie houdt zich op school bezig met extra hulp en passend onderwijs?’
Je kunt je kind zelf aanmelden op een school. De basisschool informeert jou over de aanmeldingsprocedure in jouw buurt. De basisschool kan ook helpen met de aanmeldingsprocedure. Maar alleen ouders kunnen een kind aanmelden op een school. Als je kind al op een middelbare school zit, en overstapt naar een andere middelbare school, is de basisschool natuurlijk niet meer betrokken. Scholen gebruiken vaak een aanmeldformulier, maar dit is niet verplicht. Een aanmelding per brief of e-mail is ook een geldige aanmelding. Het kan handig zijn om te vragen om een bevestiging van jouw aanmelding, bijvoorbeeld een e-mail. Zo heb jij bewijs dat de aanmelding is gedaan. Op het aanmeldformulier wordt vaak om veel informatie gevraagd. Scholen vragen om die informatie om ervoor te zorgen dat jouw kind op een goede plek terechtkomt en de ondersteuning krijgt die nodig is. Voor aanmelding is sommige informatie verplicht. Zoals de voor- en achternaam van je kind, geboortedatum, burgerservicenummer en het basisschooladvies. Ook wordt op een aanmeldformulier vaak gevraagd om toestemming om informatie te delen. Of om informatie op te vragen bij bijvoorbeeld de vorige school, of de huisarts. Je hoeft niet overal toestemming voor te geven, daar zijn regels voor. Zo moet je van tevoren te horen krijgen om welke informatie het gaat. Je moet ook te horen krijgen waar die informatie voor nodig is en waar en hoe lang de informatie wordt bewaard. En de school moet jou vertellen wie de informatie allemaal kan lezen. Lees hierover meer bij de vraag ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’
Dat kan. Maar dat moet je wel vertellen bij de aanmelding. Je moet ook vertellen op welke school jij jouw kind het liefst wil inschrijven. Die school heeft dan de zorgplicht. Lees hier meer over bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’
Soms is het heel duidelijk dat jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, die een reguliere school in jouw regio niet kan bieden. Dan kun je je kind direct aanmelden bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso). Dit gaat op dezelfde manier als op regulier onderwijs. Zie de vraag ‘Hoe meld ik mijn kind aan bij een school?’ Als je kind al op een reguliere middelbare school zit, kun je je kind ook aanmelden bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Ga dan eerst in gesprek met de school waarop je kind nu zit om te kijken of zij (nog meer of andere) extra hulp en ondersteuning kunnen bieden. Is er sprake geweest van basisondersteuning en moet er extra ondersteuning komen, dan moet de school een ontwikkelingsperspectief opstellen. Dit is ook nodig als school vindt dat je kind beter naar speciaal onderwijs kan. Meer hierover lees je bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
De school heeft zorgplicht vanaf het moment van aanmelden en zorgt voor de aanvraag van een toelaatbaarheidsverklaring. Uitleg over een toelaatbaarheidsverklaring vind je bij de vraag ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring?’ Na aanmelding onderzoekt de school of zij jouw kind de ondersteuning kan bieden en of zij jouw kind toelaat. Lees meer bij de vragen ‘Wat is zorgplicht?’ en ‘Wat is voortgezet speciaal onderwijs (vso)?’
Aanmelden gaat normaal gesproken zoals staat uitgelegd bij de vraag ‘Hoe meld ik mijn kind aan op een school?’ Soms is er in een regio een centraal inschrijfproces. Het is goed te weten dat je je kind volgens de wet op een school kunt aanmelden. Ook als er een centraal inschrijfproces is. Als er veel aanmeldingen zijn, is er soms een loting. Alle kinderen moeten evenveel kans hebben om ingeloot te worden. Ook als een kind extra ondersteuning nodig heeft. De school mag pas na de loting kijken of een kind extra ondersteuning nodig heeft. In sommige regio’s vragen ze om kinderen met een extra ondersteuningsvraag eerder aan te melden. En wordt je kind al aangenomen vóór de loting. Dit is per regio verschillend. Vraag hierover informatie aan de school, het samenwerkingsverband of het ouder- en jeugdsteunpunt.
Na de aanmelding gaat de school kijken of ze je kind kan inschrijven. De basisschool moet informatie over jouw kind geven aan de middelbare school. Daarvoor maakt de basisschool over jouw kind een onderwijskundig rapport. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een onderwijskundig rapport (OKR)?’ Als je weet dat je kind extra hulp nodig heeft als het naar de middelbare school gaat, is het goed om dat aan de school te vertellen bij de aanmelding. De school heeft dan zes weken om te onderzoeken welke hulp jouw kind nodig heeft en of zij die kan bieden. Meestal doet de school dat door een ontwikkelingsperspectief te maken. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’ Soms heeft de school meer informatie nodig of moet de school onderzoek doen om te weten welke soort hulp en hoeveel hulp je kind nodig heeft. Dan kan de school vier weken extra tijd nodig hebben.
De school laat jou weten welke informatie of welk onderzoek ze nodig hebben en waarom. De zorgplicht van de school begint bij de aanmelding. Als de school de hulp voor jouw kind niet zelf kan geven, helpt de school jou om een andere school te zoeken. Dat hoef je als ouder dus niet alleen te doen. Als er een andere school is gevonden voor je kind, dan meld je je kind aan bij die school. Die nieuwe school heeft dan zorgplicht voor jouw kind. Op dat moment stopt de zorgplicht van de eerste school. Meer over zorgplicht lees je bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’
Het is belangrijk te weten dat een aanmelding iets anders is dan een inschrijving. Na het aanmelden gaat de school kijken of ze jouw kind kunnen inschrijven. De school laat jou altijd in een brief of e-mail weten of je kind wel of niet wordt ingeschreven op de school. De zorgplicht van een school begint wel al bij de aanmelding. Dit betekent dat de school ervoor zorgt dat jouw kind passend onderwijs krijgt. Ook als de school jouw kind niet gaat inschrijven. De school gaat dan samen met jou op zoek naar een andere passende plek. Dit kan een andere middelbare school zijn, of een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro). Voor plaatsing op een school voor speciaal (basis) onderwijs is wel eerst een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. Hier lees je meer over bij de vraag: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’ en ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’
Soms weet je al voordat je kind naar de middelbare school gaat, dat hij of zij extra hulp nodig heeft. Het is goed dit te vertellen bij het aanmelden bij de school. Juist als je kind extra ondersteuning nodig heeft, is het goed om op tijd te zoeken naar een passende school. Het is belangrijk om goed te kijken wat een school voor jouw kind kan doen. De school heeft ook informatie nodig over je kind. Omdat de school wil weten welke soort ondersteuning je kind nodig heeft en hoeveel. De school vraagt aan jou als ouder om informatie over jouw kind met hen te delen. Bespreek dit ook met je kind en leg uit waarvoor het bedoeld is. Je hoeft niet het hele verslag van een onderzoek aan de school te geven. Bijvoorbeeld omdat er ook informatie over anderen instaat. Je kunt ook een deel van het verslag aan de school geven, of alleen een samenvatting. De school vraagt misschien ook om contact met een behandelaar van je kind. Je kunt hier vragen over stellen. Vraag aan de school welke informatie zij nodig hebben en waarom. Wie kan deze informatie straks allemaal lezen? En kun jij zelf die informatie ook geven? De school vraagt altijd eerst toestemming aan jou. En aan je kind, als het ouder is dan 16 jaar. De school mag niet zonder die toestemming overleggen met anderen buiten de school over jouw kind. De school moet ook toestemming vragen om een verslag van een onderzoek te mogen lezen. De school moet van jou wel genoeg informatie krijgen om te kunnen onderzoeken wat je kind nodig heeft. Meer over het delen van informatie met de school lees je bij de vraag ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’
Met al deze informatie onderzoekt de school binnen zes weken of ze de ondersteuning kan geven die jouw kind nodig heeft. Soms is er een uitzondering, bijvoorbeeld bij de aanmelding voor een nieuw schooljaar. Dit bespreekt de school met jou als ouder. Soms laat de school weten dat er meer tijd nodig is voor het onderzoek. Dan mag de school nog vier weken extra tijd gebruiken. Als duidelijk is wat jouw kind nodig heeft aan onderwijs en extra hulp, kijkt de school of jouw kind dit bij hen kan krijgen. En of de school jouw kind dus kan inschrijven. Van het onderzoek naar wat jouw kind nodig heeft en wat de school voor hem of haar kan doen, maakt de school een verslag. Je kunt vragen om een kopie van dit verslag.
Een nieuwe school heeft zorgplicht vanaf het moment van aanmelding. Dat blijft zo, ook als de school jouw kind niet kan inschrijven. Als je kind van school gaat wisselen, en dus al op een school staat ingeschreven, heeft de oude school zorgplicht tot je kind staat ingeschreven op de nieuwe school. Meer over zorgplicht, aanmelden en inschrijven lees je bij de vragen: ‘Wat is zorgplicht?’, ‘Hoe meld ik mijn kind aan op een school?’ en ‘Wanneer schrijft de school mijn kind in?’
De school mag je kind om verschillende redenen weigeren. Bijvoorbeeld als de school vol is, er afspraken zijn over de verdeling van kinderen over scholen of als je niet achter de godsdienst of levensbeschouwing van de school staat. De school mag je kind niet weigeren in te schrijven omdat je kind extra ondersteuning nodig heeft. Als de school niet kan bieden wat je kind nodig heeft, moet de school helpen een andere, passende school te vinden. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’ Als de school je kind weigert, krijg je daarover een brief waarin staat waarom je kind wordt afgewezen. Je mag bezwaar maken als de school je kind weigert en je het daar niet mee eens bent. Doe dit met een brief of mail, binnen 6 weken nadat de school je in een brief of mail heeft laten weten dat er geen plek is voor je kind. De school moet dan binnen 4 weken op je bezwaar reageren
Kinderen kunnen heel verschillende hulp nodig hebben. Zoals hulp bij het plannen en organiseren van schoolwerk, extra oefening van de stof of een aangepaste stoel. Hulp wordt verdeeld in basisondersteuning en extra ondersteuning. Lees hierover meer bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’
De school onderzoekt wat jouw kind nodig heeft aan extra hulp. Dat doet de school in overleg met jou als ouder. Er zijn vaak speciale namen voor zulke gesprekken. Zoals multidisciplinair overleg (MDO) of ondersteuningsteam (OT). De school maakt na dit onderzoek en de gesprekken een ontwikkelingsperspectief voor jouw kind. Meer uitleg vind je bij ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
Als je kind al op school zit, gebruikt de school informatie van de docenten of de mentor over hoe het gaat in de klas. Maar de school kan ook vragen om informatie van zorgverleners van jouw kind. Of informatie van de vorige school. De school vraagt altijd eerst toestemming aan de ouders, als zij meer informatie nodig heeft dan wat in het onderwijskundig rapport staat. Lees daarover meer bij de vraag ‘Wat is een onderwijskundig rapport (OKR)?’ De school vraagt ook toestemming aan je kind zelf, als het ouder is dan 16 jaar. De school mag niet zonder die toestemming (en vanaf 16 jaar niet zonder toestemming van je kind) met anderen buiten de school overleggen over jouw kind. De school moet ook toestemming vragen om een verslag van een onderzoek te mogen lezen. Hierover lees je meer onder het kopje ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’
Soms blijkt dat een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs het beste zou zijn voor jouw kind. Voor plaatsing op het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring nodig. Meer uitleg vind je bij ‘Kan ik mijn kind zelf aanmelden bij een school voor speciaal (basis) onderwijs?’, ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’, en ‘Wat is praktijkonderwijs?’
Het schoolondersteuningsprofiel (SOP) is een document waarin staat welke ondersteuning de school kan geven. Ondersteuning wordt verdeeld in basisondersteuning en extra ondersteuning. In het schoolondersteuningsprofiel staat welke basisondersteuning en welke extra ondersteuning de school geeft. De school moet elke vier jaar een nieuw schoolondersteuningsprofiel maken. Je vindt het schoolondersteuningsprofiel in de schoolgids of apart op de website van de school. Kun je het schoolondersteuningsprofiel niet vinden? Of is het ouder dan vier jaar? Vraag er dan om bij de school. Lees meer over basisondersteuning en extra ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’
In een samenwerkingsverband werken alle scholen in een regio samen om te zorgen dat er in die regio passend onderwijs is voor ieder kind. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staan de afspraken die in jouw regio zijn gemaakt over extra ondersteuning. Meer over extra ondersteuning lees je bij de vraag ‘Wat is extra ondersteuning?’
Het is niet nodig om een diagnose zoals ADHD of autisme te hebben, voordat de school extra hulp kan geven. Maar een diagnose kan de school soms wel helpen om te weten welke hulp je kind nodig heeft. Denk er goed over na of je je kind wil laten onderzoeken en door wie. Een diagnose zoals dyslexie is soms wel nodig om specifieke hulpmiddelen te mogen gebruiken, en bijvoorbeeld extra tijd te krijgen bij toetsen of examens.
Een school moet een leerling hulp kunnen geven bij problemen die regelmatig voorkomen. Zoals leesproblemen en rekenproblemen. Dat noem je basisondersteuning. Sommige scholen specialiseren zich in een bepaald soort hulp. In het schoolondersteuningsprofiel (SOP) staat welke basisondersteuning en welke extra ondersteuning de school geeft en ook hoe zij dat doen. Lees meer over het schoolondersteuningsprofiel en extra ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is extra ondersteuning?’ en ‘Wat is een schoolondersteuningsprofiel?’
Als jouw kind basisondersteuning nodig heeft, dan wordt dat opgeschreven in een leerlingdossier. Daarin staat wat voor basisondersteuning jouw kind krijgt. Hoe vaak jouw kind deze hulp krijgt en hoe het gaat. Als ouder mag je altijd meepraten over de basisondersteuning. Want ook hierbij is het belangrijk dat ouders en de school goed samenwerken. Ook je kind heeft het recht om mee te praten en zijn mening te geven. Vraag om meer informatie als jij of je kind vragen hebt. Maak afspraken over hoe jullie elkaar laten weten hoe het gaat. En vertel ook hoe jij ziet dat het thuis met jouw kind gaat. Merk je thuis dat je kind blij is met de ondersteuning? Of geeft je kind juist aan de extra hulp lastig te vinden? Of misschien merk je dat je kind piekert en zich wat onzeker voelt. Je kunt dit met je kind en met de school bespreken. Maak afspraken met de school over wanneer jullie weer overleggen. En praat dan over of de basisondersteuning goed werkt. En of er misschien toch extra ondersteuning nodig is. Of dat de ondersteuning op een bepaald moment wel kan worden gestopt omdat het niet meer nodig is.
Misschien heeft je kind meer hulp nodig dan de basisondersteuning. Dan kan je kind extra ondersteuning krijgen. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband (SWV) staan de afspraken over basisondersteuning en extra ondersteuning in jouw regio. Elk samenwerkingsverband regelt dat anders. Uitleg hierover lees je onder de vragen ‘Wat is een samenwerkingsverband?’, ‘Wat is een ondersteuningsplan?’, ‘Wat is basisondersteuning’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’
Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is er voor vmbo-leerlingen die extra hulp nodig hebben om hun diploma te halen. Scholen beslissen zelf hoe de ondersteuning er precies uitziet. Dat kunnen kleinere klassen zijn, huiswerkbegeleiding, bijles of training. Het is geen aparte school, maar een ‘pakket’ van extra ondersteuning. In sommige samenwerkingsverbanden heet het leerwegondersteunend onderwijs anders. En het verschilt per samenwerkingsverband of en hoe dit moet worden aangevraagd. Voor leerwegondersteunend onderwijs is soms een aanvraag nodig bij het samenwerkingsverband en soms een toelaatbaarheidsverklaring. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een samenwerkingsverband?’ en ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’
Een tussenvoorziening zit tussen regulier en speciaal voortgezet onderwijs in. Het zijn kleine scholen met veel extra aandacht en kleine groepen. Als een tussenvoorziening een goede plek is voor jouw kind, zet de school dat in het basisschooladvies. Kijk goed welk niveau je kind kan volgen op een tussenvoorziening. En wanneer je kind hiervoor in aanmerking komt. Voor het aanmelden bij een tussenvoorziening is er een aparte procedure. Vraag daarnaar bij de school of bij het samenwerkingsverband. Soms is voor een tussenvoorziening een toelaatbaarheidsverklaring nodig. lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een samenwerkingsverband?’ en ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring?’
Praktijkonderwijs wordt gegeven op een praktijkschool. Dit is een middelbare school voor leerlingen die vooral leren door te doen en niet zozeer door veel te lezen over iets. Ze leren vooral in en van de praktijk dus. Kinderen en jongeren krijgen in het praktijkonderwijs veel begeleiding in kleine klassen. Met een opleiding op een praktijkschool, kan je kind later praktisch werk gaan doen zoals koken, persoonlijke verzorging, zorg en welzijn, etc. Of verder leren op het mbo. Een opleiding op een praktijkschool duurt ongeveer vijf jaar. Je kind kan dan een diploma praktijkonderwijs krijgen.
Als jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, moet de school een plan maken met doelen. Dit plan noem je het ontwikkelingsperspectief (OPP). Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
De school overlegt hierover met jou als ouder en met je kind. Het is belangrijk dat de school goed samenwerkt met jullie als ouders én je kind. Vraag om meer informatie als je vragen hebt. En vertel ook hoe jij ziet dat het met jouw kind gaat. Soms worden er in gesprekken woorden gebruikt die voor jou nieuw zijn. Vraag gerust om uitleg als je niet weet wat een woord betekent. Zo kun je samen bespreken wat de beste hulp is voor jouw kind. Bespreek dat ook met je kind zelf. Kinderen en jongeren hebben ook recht om mee te praten en hun mening te geven. Spreek af wanneer jij en de school weer overleggen. Je bespreekt dan bijvoorbeeld of de extra ondersteuning jouw kind helpt. En of er misschien toch andere hulp nodig is. Of misschien kan de ondersteuning wel worden gestopt. Lees meer over ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’
Als de school denkt dat jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, zijn er gesprekken met jou als ouder. En met je kind. Die gesprekken zijn met mensen van de school zoals de mentor of zorg- of ondersteuningscoördinator en misschien anderen. Bijvoorbeeld een deskundige, de jeugdarts, iemand van het samenwerkingsverband of iemand van de gemeente. De school heeft wel jouw toestemming nodig om anderen bij een gesprek uit te nodigen. En vanaf 16 jaar (ook) de toestemming van je kind zelf. Die gesprekken noem je vaak MDO, dat is de afkorting voor een multidisciplinair overleg. Als ouder mag je altijd bij een MDO zijn, tot je kind 16 jaar is. Vanaf 16 jaar moet je daarvoor toestemming vragen aan je kind. Het is belangrijk dat jij en je kind meepraten over het plan voor de extra ondersteuning. Jij kent je eigen kind het allerbeste en kunt vertellen hoe het thuis met jouw kind gaat. Je kind kan zelf ook aangeven hoe het gaat en wat het nodig heeft. Samen praten jullie over de oplossing die het beste bij jouw kind past. Soms wil de school dat bij een MDO ook een zorgverlener van de gemeente aanwezig is. Of een jeugdarts of leerplichtambtenaar (lpa). De school vraagt daar toestemming voor aan jou als ouder en aan je kind. Of deze mensen bij het overleg (nodig) zijn, hangt af van de hulp die nodig is voor jouw kind. Je kunt vragen waarom het nodig is dat deze mensen bij het overleg zijn. Misschien is het goed als je kind zelf ook bij (een deel van) het overleg is. Je mag ook zelf iemand meenemen naar het overleg. Vertel dat van tevoren aan de school. Denk je dat jouw kind hierover mee kan praten? En vind je het belangrijk dat jouw kind ook meepraat? Of wil je kind dat zelf graag? Dan is het goed te weten dat kinderen en jongeren ook het recht hebben om mee te praten en hun mening te geven.
Soms is extra onderzoek nodig door iemand buiten de school, om te bekijken welke extra hulp je kind nodig heeft. Dit kan bijvoorbeeld onderzoek zijn door een psycholoog of logopedist. Ook dat wordt vaak besproken in een multidisciplinair overleg. Voor extra onderzoek moet aan ouders altijd eerst om toestemming worden gevraagd. En vanaf 12 jaar moet ook om de mening van je kind zelf worden gevraagd. Over een mogelijk onderzoek kun je vragen stellen. Waarom de school het onderzoek nodig vindt bijvoorbeeld. Wie het onderzoek gaat doen, waar en wanneer. Ook als iemand van de school of het samenwerkingsverband het onderzoek doet, krijg jij als ouder als eerste het verslag te lezen. Jij besluit of de school het ook mag lezen. Als je kind ouder is dan 16, is de toestemming van je kind hier ook voor nodig. Lees hierover meer bij ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’ Hoe het gaat met de extra hulp, houdt de school bij in het dossier van jouw kind. Minstens één keer per jaar bespreekt de school met jou het ontwikkelingsperspectief dat de school met jou heeft gemaakt voor jouw kind. Er wordt dan ook besproken of de school nog steeds hetzelfde denkt over hoe jouw kind zich zal ontwikkelen op school. En of de hulp die jouw kind krijgt nog steeds op dezelfde manier nodig is. Het ontwikkelingsperspectief kan na zo’n gesprek met jou worden aangepast. Lees hierover meer onder de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
docenten zelf hulp geven aan leerlingen, maar ook omdat de docent het snelst ziet of een kind hulp nodig heeft. Als het nodig is schakelt de docent de mentor of zorg- of ondersteuningscoördinator in. De zorg- of ondersteuningscoördinator zorgt er op school voor dat kinderen de hulp krijgen die zij nodig hebben. De zorg- of ondersteuningscoördinator helpt de docenten en andere ondersteuners. En maakt, samen met jou als ouder en met je kind, een plan waarin staat wat er nodig is. Welke hulp jouw kind krijgt, en hoe vaak. En wanneer en hoe wordt gekeken of de hulp jouw kind helpt. De zorg- of ondersteuningscoördinator regelt dat de hulp er komt en overlegt soms over jouw kind met de teamleider of afdelingsleider van de school, of met het samenwerkingsverband. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een samenwerkingsverband?’
Soms lukt het de school niet om de extra hulp die jouw kind nodig heeft te geven. Soms noemt de school zichzelf dan handelingsverlegen. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is handelingsverlegen?’ Vaak komen er dan gesprekken over hoe het verder moet. Met de mentor of de zorg- of ondersteuningscoördinator bijvoorbeeld. Het samenwerkingsverband (SWV) kan daar misschien bij helpen. Misschien kan je kind tijdelijk niet (elke dag) naar school. Het is goed te weten dat je kind dan nog steeds recht heeft op onderwijs. De zorgplicht van de school betekent dat de school voor passend onderwijs moet zorgen, totdat er misschien een andere school is gevonden die beter bij jouw kind past. De school mag jouw kind niet uitschrijven totdat er een andere school is waar jouw kind is ingeschreven. Een school kan niet zeggen dat ze handelingsverlegen zijn als er nog geen plan is gemaakt voor jouw kind: een ontwikkelingsperspectief (OPP). Hier kun je als ouder altijd om vragen. Lees hierover meer onder de vragen: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’ en ‘Wat betekent handelingsverlegen?’
Misschien is er een andere school die beter bij jouw kind past. Dat kan een andere middelbare school zijn, misschien met een ander niveau, maar ook een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of een praktijkschool. Dat jouw kind beter geholpen kan worden op een andere school, moet duidelijk worden uit het ontwikkelingsperspectief. De school en ouders moeten het daar met elkaar over eens zijn. Ook kinderen en jongeren hebben het recht hierover mee te praten en hun mening te geven. Voor plaatsing op een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of een praktijkschool, moet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Lees hierover meer bij de vragen: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’, ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’, ‘Wat is voortgezet speciaal onderwijs (vso)?’ en ‘Wat is praktijkonderwijs?’
Soms lukt het de school niet om jouw kind genoeg goede hulp te bieden. Ook niet als er een ontwikkelingsperspectief is gemaakt, je kind extra ondersteuning heeft gekregen en ook minstens één keer heeft besproken of de extra hulp goed werkt (evaluatie). Hierdoor kan jouw kind zich dan niet goed genoeg ontwikkelen. Dat noemt de school handelingsverlegen zijn. Lees meer over het ontwikkelingsperspectief bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
Soms lukt het een school niet om passend onderwijs voor je kind te organiseren. Dan kan de school jouw kind niet de extra ondersteuning geven die het nodig heeft. Dan is de school handelingsverlegen. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat betekent handelingsverlegen?’ Soms zegt de school dan dat je kind niet meer kan komen. Of zie je zelf dat het jouw kind (even) niet lukt om naar school te gaan. Het is goed te weten dat de school dan nog steeds zorgplicht heeft. Lees meer over zorgplicht bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’ Jouw kind moet zich kunnen blijven ontwikkelen. Je kunt dan, samen met de school, op zoek naar andere mogelijkheden. Kinderen en jongeren hebben ook recht om mee te praten en hun mening te geven. Soms lukt het niet meer goed om daar met de school over te praten. Kijk dan bij de vraag ‘Wat als je er samen echt niet uitkomt?’
Het is belangrijk dat je als ouder goed samenwerkt met de school. En de school en jij als ouder ook met je kind. Jij kent je kind goed en ziet hoe het thuis met je kind gaat. En jij weet wat je kind nodig heeft. De school ziet hoe het met je kind op school gaat. Bespreek met de school wat de school kan doen en wat jij kunt doen. Kijk wat er in de schoolgids en het schoolondersteuningsprofiel staat en welke hulp de school kan geven. En wat je misschien kunt doen om de school te helpen. Zorg dat afspraken op papier staan. En spreek af wanneer jullie een volgend gesprek hebben om te kijken hoe het gaat.
Als je je zorgen maakt en denkt dat je kind extra hulp nodig heeft, praat dan met de mentor van je kind, en/of met de zorg- of ondersteuningscoördinator. Je kunt hiervoor een afspraak maken. Bij het maken van een afspraak vertel je alvast kort waarover je wil praten. Tijdens het gesprek kun je je zorgen bespreken. En krijg je ook informatie over hoe de mentor van je kind, en/of de zorg- of ondersteuningscoördinator en de docenten zien hoe het met jouw kind gaat. Kinderen en jongeren weten vaak zelf ook goed wat er aan de hand is. En wat zij zelf denken nodig te hebben. Praat daarom ook met je kind. En laat je kind ook bij het gesprek zijn als je kind dat prettig vindt. Kinderen en jongeren hebben het recht om mee te praten en hun mening te geven. Vanaf de leeftijd van 16 moet aan jongeren om toestemming worden gevraagd om informatie uit het leerlingdossier te delen met ouders en andere betrokkenen.
Nodigt de school je uit voor een gesprek? Vraag aan de school wat precies het doel is van het gesprek. Welke punten zij willen bespreken. En wie er nog meer bij het gesprek is. Bedenk vóór het gesprek goed wat je zelf wil bespreken. Bespreek dit ook met je kind. Kinderen en jongeren hebben ook het recht om mee te praten en hun mening te geven. Bedenk waar je je zorgen over maakt (met voorbeelden) en wat juist goed gaat. Het is handig om dit voor jezelf op te schrijven. De aantekeningen kun je gebruiken bij het gesprek.
Je mag altijd iemand die jij vertrouwt meenemen naar een gesprek. Dit kan de andere ouder zijn, maar ook iemand anders die jouw kind goed kent. Of een hulpverlener van jouw kind. Maak tijdens het gesprek altijd afspraken over wat er gebeurt na het gesprek. Wie gaat wat doen? Wanneer is er weer een overleg? En hoe ga je als ouder en school goed samenwerken? Vraag of de school een verslag van het gesprek wil mailen of sturen. Daarin moeten ook de afspraken staan die jullie met school hebben gemaakt. Je kunt ook altijd zelf aantekeningen maken en een verslagje maken waarin de afspraken staan die zijn gemaakt. Deel dit verslag dan ook met school.
Als je kind extra ondersteuning nodig heeft, heeft de school informatie nodig om te onderzoeken welke hulp dat moet zijn. De school kan vragen om verslagen van onderzoeken of vragen om contact met de oude school, voor meer informatie over jouw kind dan wat in het onderwijskundig rapport staat. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een onderwijskundig rapport (OKR)?’ De school kan ook vragen of er mag worden overlegd met een zorgverlener van jouw kind. Dat mag alleen als jij hier toestemming voor geeft. En je kind zelf, als je kind ouder is dan 16 jaar. Je kunt hierover eerst vragen stellen aan de school. Waarom ze de informatie nodig hebben bijvoorbeeld. En wie het allemaal kunnen lezen. Vind je het vervelend om het hele verslag van een onderzoek van jouw kind aan de school te geven? Bijvoorbeeld omdat er ook informatie over anderen in staat? Dan kun je ook een deel van het verslag aan de school geven: alleen de samenvatting en het advies.
Als je kind dat zelf aankan en ook prettig vindt, kan de school prima een gesprek met je kind voeren over hoe het gaat. Alleen als er beslissingen moeten worden genomen, of afspraken gemaakt, kan dat niet zonder dat jij daar als ouder bij bent, tot je kind meerderjarig is. Als je kind aangeeft dat hij of zij liever niet alleen met de school praat, kun je dat bij de school aangeven en daar afspraken over maken. Voordat je kind 16 jaar is, mag er zonder jouw toestemming en bijzijn niet over medische gegevens worden gesproken. Het is belangrijk hierover goede en duidelijke afspraken met de school te maken zodat er geen misverstanden ontstaan. Als je kind 16 jaar of ouder is, moet je kind zelf om toestemming worden gevraagd voor het delen van gegevens.
Soms vraagt de school om meer informatie over jouw kind dan in het onderwijskundig rapport staat aan de basisschool van je kind, of aan de school waar jouw kind misschien al op zit. Lees meer over het onderwijskundig rapport bij de vraag ‘Wat is een onderwijskundig rapport?’ Of de school vraagt toestemming voor een gesprek met de leiding of leerkracht/mentor/zorg- of ondersteuningscoördinator die jouw kind al kent. Dit noem je een warme overdracht. Dit gebeurt regelmatig, maar het is niet verplicht. De school mag alleen met toestemming van ouders informatie over jouw kind opvragen of met anderen delen. En vanaf 16 jaar met toestemming van je kind zelf. Je moet dan precies weten over welke informatie het gaat. Denk goed na over waar je toestemming voor geeft. Daarbij moet je wel goed bedenken dat de school zonder informatie geen passend onderwijs kan geven. Goed samenwerken met de school is belangrijk.
Soms heeft de school gegevens van jouw kind nodig. Bijvoorbeeld een verslag van een onderzoek of behandeling. De school mag alleen verslagen lezen als jij hier toestemming voor geeft. En vanaf 16 jaar is de toestemming van je kind nodig. Zeg niet zomaar ja of nee. Denk goed na welke informatie nodig is om met de school te delen. Je kunt eerst vragen stellen aan de school. Waarom ze de informatie nodig hebben bijvoorbeeld. En wie het allemaal kunnen lezen. Vind je het vervelend om het hele verslag van een onderzoek van jouw kind aan de school te geven? Bijvoorbeeld omdat er ook informatie over anderen in staat? Dan kun je ook een deel van het verslag aan de school geven. Bijvoorbeeld alleen de samenvatting en het advies. Als je kind ouder is dan 16 moet de school toestemming aan je kind vragen. Bedenk wel dat de school zonder informatie niet goed passend onderwijs kan geven. Goed samenwerken met de school is belangrijk. Voor het doen van een onderzoek, bijvoorbeeld een IQ test, is vanaf 12 jaar (ook) de toestemming van je kind zelf nodig.
De schoolleiding en leerkrachten en jij als ouder natuurlijk, mogen gegevens over jouw kind inzien en ook samen bespreken. Als je kind ouder is dan 16, moet je je kind daar toestemming voor vragen. Ook mag de Onderwijsinspectie altijd om informatie over kinderen vragen. Zodat de inspectie kan onderzoeken of een school zijn werk goed doet. Als de school informatie wil van een zorgverlener van jouw kind binnen of buiten de school, is altijd jouw toestemming nodig. En vanaf 16 jaar de toestemming van je kind zelf. Bijvoorbeeld informatie over jouw kind van een dyslexiebehandelaar. Ook als de school om een onderzoek vraagt en het onderzoek betaalt. De school moet jou vragen om toestemming voor het onderzoek. Je mag als ouders na het onderzoek altijd als eerste het verslag lezen. En je mag beslissen of het verslag ook naar de school mag. Als je kind ouder is dan 16 is ook de toestemming van je kind daarvoor nodig. En of de onderzoeker het onderzoek mag bespreken met de school. Als je kind naar een andere school gaat, maakt de school een onderwijskundig rapport (OKR). Lees hierover meer bij ‘Wat is een onderwijskundig rapport (OKR)?’ De school deelt dit onderwijskundig rapport met jou. Zodat jij weet welke informatie naar de nieuwe school gaat. Soms ben jij of je kind het niet eens met wat er in het onderwijskundig rapport staat. Vraag dan aan de school of ze erbij zetten wat jij of je kind ervan vindt. Vanaf 16 jaar is de toestemming van je kind nodig om het onderwijskundig rapport te mogen lezen.
De school houdt informatie bij over jouw kind. Zeker als je kind extra hulp krijgt. Informatie uit het leerlingvolgsysteem, het leerlingdossier en het ontwikkelingsperspectief (OPP) mag je als ouder opvragen. Hier kun je naar vragen bij de school. Volgens de wet heb je recht op een kopie van alle informatie die over je kind wordt bijgehouden. Als je kind ouder is dan 16 jaar, moet je je kind daar toestemming voor vragen.
Als je kind 16 jaar of ouder is, is de toestemming van je kind nodig om informatie uit het leerlingdossier te krijgen. De school moet jou als ouder wel laten weten hoe de voortgang van je kind is, tot je kind meerderjarig (18 jaar) is.
Als ouders mag je de gegevens die de school over jouw kind bewaart opvragen. Als er iets in staat wat volgens jou niet klopt, dan kun je vragen of de school de informatie wil weghalen, aanvullen of verbeteren. En je kind zelf ook, als het ouder is dan 16 jaar. Dat staat in de Privacywet.
Soms bestaat een deel van de extra hulp van je kind uit jeugdhulp. Zoals een eigen begeleider in de klas. Scholen en gemeenten werken dan samen door te zorgen voor arrangementen en maatwerk. Samenwerkingsverbanden maken daarover eens in de vier jaar afspraken met alle gemeenten in hun regio. Je kunt als ouder bij jouw gemeente ook zelf vragen om jeugdhulp. Als jouw kind jeugdhulp nodig heeft om goed passend onderwijs te krijgen, dan staat hierover informatie in het ontwikkelingsperspectief (OPP). Daarin staat wat voor zorg of hulp je kind nodig heeft en hoe dat geregeld wordt. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief?’ Kinderen en jongeren hebben ook hierover het recht om mee te praten en hun mening te geven.
Soms vindt de school na het onderzoek naar de hulp die jouw kind nodig heeft, dat een andere school een betere plek is voor jouw kind. Dat kan bij het aanmelden zijn, maar ook als je kind al op school zit. De school zegt dan bijvoorbeeld dat het de extra ondersteuning die jouw kind nodig heeft niet kan geven. Of de school denkt misschien dat een kleine rustigere klas een betere plek is voor jouw kind. Welke hulp jouw kind precies nodig heeft, moet in een ontwikkelingsperspectief (OPP) staan. Hierover overlegt de school altijd met jou. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’
In het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief staat dan dat je kind beter naar een andere school kan en waarom. Tot je kind meerderjarig is, moet jij als ouder het ook eens zijn met het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief. Dat heet instemmingsrecht. Kinderen en jongeren hebben ook het recht om hierover mee te praten en hun mening te geven. De school gaat samen met jou en je kind op zoek naar de beste plek voor jouw kind. Je kind blijft ingeschreven op de school, tot er een andere school is, waar je kind kan worden ingeschreven. De school heeft zorgplicht tot jij je kind aanmeldt op een andere school. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’
Voortgezet speciaal onderwijs (vso) kan de beste plek zijn. Of een middelbare school die meer of andere extra hulp kan geven. Of een school met een ander niveau. Ook praktijkonderwijs kan een mogelijkheid zijn. Lees hier meer over bij de vragen ‘Wat is voortgezet speciaal onderwijs (vso)?’ en ‘Wat is praktijkonderwijs?’ Als je kind naar voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs gaat, moet de school een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aanvragen bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband beslist of je kind ‘toelaatbaar’ is tot het speciaal onderwijs. De nieuwe school beslist uiteindelijk of je kind wordt toegelaten. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’
De school waar je kind vandaan komt, moet informatie over je kind geven aan de nieuwe school. Elke school moet een onderwijskundig rapport (OKR) opstellen als een leerling naar een andere school gaat. Die nieuwe school kan een andere reguliere school zijn of een school voor gespecialiseerd onderwijs, zoals voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs. De school geeft de informatie door het maken van een onderwijskundig rapport. In het onderwijskundig rapport staan vijf onderdelen met informatie. Deze onderdelen zijn:
Administratieve gegevens, zoals naam en geboortedatum
Leerresultaten en schooladvies
Sociale en emotionele ontwikkeling en gedrag
Informatie over begeleiding
Of je kind vaak niet op school is geweest
De school maakt het onderwijskundig rapport. Maar jij mag de school wel vragen om jouw opmerkingen erbij te zetten. En vanaf 16 jaar, opmerkingen van je kind zelf. Lees hierover meer bij de vraag ‘Met wie mag de school informatie over mijn kind bespreken?’
Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is bedoeld voor kinderen en jongeren die méér extra hulp nodig hebben dan een reguliere school kan geven. De klassen zijn meestal kleiner, en er is vaak minder wisseling van lokalen, zodat er minder prikkels zijn. En er is méér extra hulp. De leerdoelen kunnen anders zijn dan op een gewone school. Soms werken er op het voortgezet speciaal onderwijs geen of minder vakdocenten. Een docent geeft dan les in meerdere of alle vakken. Dat komt omdat het voortgezet speciaal onderwijs onder een andere wet valt dan regulier onderwijs. Een deel van de vso–scholen neemt niet zelf eindexamens af, zoals op regulier onderwijs. Jongeren op het vso moeten daarom soms op een andere manier examen doen. Het is goed daarnaar te vragen bij de school. Lees meer bij de vraag ‘Hoe gaat het examen in het voortgezet speciaal onderwijs?’ Voor plaatsing op het voortgezet speciaal onderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. Lees daarover meer bij de vragen ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’ en ‘Wat als ik het niet eens ben met plaatsing op voortgezet speciaal onderwijs?’
Als de vso–school van je kind voldoet aan de regels die gaan over onderwijsinhoud, schoolexamen en centraal examen, kan je kind daar op dezelfde manier eindexamen doen als op regulier onderwijs. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is voortgezet speciaal onderwijs (vso)?’ Als de school niet aan die voorwaarden voldoet, doet je kind staatsexamen. Dat is een examen dat niet wordt afgenomen door de eigen docenten, maar door een examinator. Het examen bestaat vaak ook uit een mondeling examen. Niet alle jongeren die staatsexamen doen, doen alle vakken in hetzelfde jaar. Als je kind niet in één keer eindexamen kan doen voor alle vakken tegelijk, kan je kind het examen spreiden. Je kind kan per vak een certificaat halen. Als je kind voor alle vakken die nodig zijn, een certificaat heeft, haalt je kind een diploma. Het is ook mogelijk dat jongeren die op het voortgezet speciaal onderwijs zitten, meedoen met het reguliere eindexamen op een andere, reguliere school.
Als je kind naar voortgezet speciaal onderwijs (vso) gaat, of praktijkonderwijs nodig heeft, vraagt de school waar je je kind hebt aangemeld een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aan bij het samenwerkingsverband. Een toelaatbaarheidsverklaring is soms ook nodig voor leerwegondersteunend onderwijs (LWOO). Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een samenwerkingsverband?’, ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’, ‘Wat is voortgezet speciaal onderwijs (vso)’, ‘Wat is leerwegondersteunend onderwijs (LWOO)?’ en ‘Wat is een praktijkschool?’ Het samenwerkingsverband beslist of je kind toelaatbaar is voor het speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband moet advies vragen aan twee onafhankelijke deskundigen. Deskundigen zijn bijvoorbeeld een orthopedagoog of een psycholoog en een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, maatschappelijk werker of een arts. Het schoolbestuur van de school voor voortgezet speciaal onderwijs beslist vervolgens of de school je kind toelaat. Meestal heeft het schoolbestuur hiervoor een Commissie van Begeleiding. De school bekijkt goed of de hulp die je kind nodig heeft, past bij het onderwijs dat die school geeft. En als de toelaatbaarheidsverklaring nog niet is afgegeven, of de school waar je kind nu op zit, nog iets extra’s kan doen. Soms is een toelaatbaarheidsverklaring ook nodig voor leerwegondersteunend onderwijs.
De school moet voor plaatsing op voortgezet speciaal onderwijs (vso) een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aanvragen bij het samenwerkingsverband. Als je het niet eens bent met het besluit over de toelaatbaarheidsverklaring, kun je hiertegen in bezwaar via een bezwaarschriftprocedure. Het samenwerkingsverband kan een eigen (bezwaar)adviescommissie hebben. Of aangesloten zijn bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring. De adviescommissie brengt een advies uit aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet dan een beslissing nemen op het bezwaar. Er kan een wachtlijst zijn voor het voortgezet speciaal onderwijs. Tot het moment dat je kind daar terecht kan, blijft de zorgplicht bij de school waar je kind vandaan komt en moet die school onderwijs blijven geven. Behalve als je kind al is ingeschreven bij de nieuwe school voor voortgezet speciaal onderwijs. Dan heeft die school zorgplicht. Zo wordt ervoor gezorgd dat je kind altijd recht heeft op onderwijs. Meer uitleg vind je bij de vragen ‘Wat is zorgplicht?’, ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring?’, ‘Wat is een samenwerkingsverband’ en ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief?’
Ja dat kan. Als de school, jij en je kind vinden dat dat het beste past. De school waar je kind nu op zit, kan je helpen om een school te vinden die de hulp kan geven die jouw kind nodig heeft. Iedere school heeft een eigen schoolondersteuningsprofiel waarin je kunt lezen welke hulp een school kan geven. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat is een schoolondersteuningsprofiel?’ en ‘Wat is een samenwerkingsverband?’
Een gespecialiseerde school is vaak wat verder weg van jouw huis. Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs kunnen soms gebruikmaken van leerlingenvervoer. De gemeente bekijkt per leerling of leerlingenvervoer nodig is. Jouw kind wordt dan thuis opgehaald en weer teruggebracht door een chauffeur met een busje of taxi. Leerlingenvervoer moet je aanvragen bij de gemeente.
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom jij en de school iets anders vinden. Jij ziet je kind thuis, ziet hoe het zich voelt en luistert naar wat het vertelt over school. De leerkracht ziet jouw kind alleen op school. Deze situaties kunnen anders zijn. Ook kan het zijn dat jij en de school anders denken over wat je bij jouw kind ziet. Probeer wat jij ziet en wat de school ziet met elkaar te bespreken. Wat is er volgens jou aan de hand? En wat ziet de school? Probeer uit te vinden waar jij en school hetzelfde over denken en op welke punten jullie iets anders vinden. Luister zo goed mogelijk naar elkaar. Probeer elkaar beter te begrijpen. Besef dat jullie allebei, school en ouders, het beste willen voor jouw kind. Kinderen en jongeren hebben ook het recht om mee te praten en hun mening te geven.
Bespreek zo rustig mogelijk jouw punten. Probeer ook te luisteren naar de punten van de docent of mentor. Kinderen en jongeren hebben ook het recht om mee te praten en hun mening te geven. Probeer samen te kijken hoe je verder kunt. Soms helpt het om niet verder te praten over het verschil van mening, maar wel over hoe jullie samen tot een oplossing kunnen komen. Het kan helpen om de volgende keer een deskundige bij het gesprek te vragen. Of de mentor, zorg- of ondersteuningscoördinator of de teamleider. Misschien helpt het om het gesprek verder door te laten gaan met iemand erbij die jij vertrouwt en jou kan steunen en kan meedenken. Dat kan ook iemand zijn van het ouder- en jeugdsteunpunt. Lees daarover meer bij de vraag ‘Wat is een ouder- en jeugdsteunpunt?’
Heb je in een gesprek met school het gevoel dat jij, of je kind, niet goed wordt begrepen? Of dat er niet naar jou wordt geluisterd? Probeer dan rustig te blijven. Vraag om het gesprek even te onderbreken. Probeer rustig je gevoel uit te leggen. En vraag ook hoe het voor je gesprekspartner voelt. Soms ga je elkaar hierdoor beter begrijpen. Voel je dat je tijdens het gesprek heel boos wordt of erg verdrietig? Dan kan het zijn dat het je niet goed meer lukt om verder te praten. Vraag dan om een pauze. Probeer uit te leggen waar je zo boos of verdrietig van wordt. En vraag ook wat de school van jouw zorgen vindt.
Blijf je er samen niet uitkomen? Ook niet met hulp van iemand van het ouder- en jeugdsteunpunt? Ga dan een gesprek aan met het schoolbestuur. En met het samenwerkingsverband. Als dat ook niet helpt, kun je een onderwijsconsulent vragen om mee te denken over wat een passende oplossing zou kunnen zijn. Elke school heeft een klachtenprocedure. Daarin staat hoe je een klacht kunt indienen. In de schoolgids staat meestal hoe je een klacht in kunt dienen bij de klachtencommissie. En wie er in de commissie zitten. De klachtencommissie moet binnen vier weken reageren op jouw klacht met een advies aan de school. De school is niet verplicht om te doen wat er in het advies staat.
Wanneer je een ernstig verschil van mening hebt met het schoolbestuur en je komt samen niet tot een oplossing, kun je soms terecht bij de Geschillencommissie Passend Onderwijs (gpo). Bijvoorbeeld als de school jouw kind (die extra hulp nodig heeft) weigert. Of als je kind is verwijderd van school, of als er een ernstig meningsverschil is over het ontwikkelingsperspectief (OPP) van jouw kind. De commissie onderzoekt de melding en doet een uitspraak. Het schoolbestuur is niet verplicht het advies van de geschillencommissie op te volgen.
Het kan zijn dat je het niet eens bent met de school over de hulp voor jouw kind, over welke school (wel) passend is of bij een overgang naar een andere school. Je kunt dan te maken krijgen met de leerplichtambtenaar (lpa), de jeugdarts of de gemeente. Misschien kan je kind tijdelijk niet (elke dag) naar school. Kinderen zijn in Nederland leerplichtig. Als ze (tijdelijk) niet naar school gaan, of kunnen, vraagt de school soms de gemeente, de leerplichtambtenaar en/of de jeugdarts om mee te denken over een oplossing. Lees hierover meer bij de vragen ‘Wat doet de leerplichtambtenaar (lpa)?’ en ‘Wat doet de jeugdarts?’
De leerplichtambtenaar is in dienst van de gemeente. De leerplichtambtenaar controleert of kinderen wel naar school gaan. Ouders kunnen bij de leerplichtambtenaar in sommige gevallen vrijstellingen en ontheffingen aanvragen. Als er problemen zijn met naar school gaan, kan de leerplichtambtenaar een leerling, ouders en de school helpen bij het zoeken naar oplossingen. Ook kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken als een leerling spijbelt of helemaal niet staat ingeschreven op een school. Elke gemeente heeft minstens één leerplichtambtenaar in dienst.
De school of de ouders kunnen contact opnemen met de jeugdarts als het niet goed gaat met een kind. De jeugdarts kan ook gevraagd worden om mee te denken als een kind naar voortgezet speciaal onderwijs (vso) gaat, of als een kind tijdelijk niet (elke dag) naar school kan. De jeugdarts kan meedenken en adviezen geven. Als je kind een eigen behandelaar heeft, kan de jeugdarts daar contact mee opnemen. De jeugdarts heeft beroepsgeheim en mag informatie over jouw kind niet delen met de school zonder jouw toestemming, en vanaf 16 jaar niet zonder die van je kind.
Heb je vragen over passend onderwijs, wil je advies of praten met iemand die met je meedenkt? Dan kun je terecht bij de school van jouw kind of bij het ouder- en jeugdsteunpunt. Ieder samenwerkingsverband heeft een ouder- en jeugdsteunpunt. Het is er om jou als ouder te helpen en werkt onafhankelijk.