Wanneer het met de basisondersteuning nog niet goed gaat met een leerling op school, is extra ondersteuning mogelijk. Er zijn drie vormen van extra ondersteuning:
Wanneer extra ondersteuning nodig is, gaat de school met de ouders en leerling in overleg over hoe zij verwachten dat de leerling zich zal ontwikkelen. De school praat met de ouders en de leerling, kijkt naar de thuissituatie en organiseert eventueel aanvullend onderzoek in samenwerking met jeugdhulp. Na dit overleg stelt de ondersteuningscoördinator van de school een plan op, dit heet een ontwikkelingsperspectief (OPP). Hierin staat aan welke doelen met een leerling wordt gewerkt en welke extra ondersteuning de school gaat inzetten. Denk hierbij aan coaching in de klas, inzet van een gedragsdeskundige, schoolondersteuner of het trainen van sociale vaardigheden.
Soms is de extra ondersteuning nog niet voldoende. De school kan dan trajectbegeleiding aanvragen. Een begeleider vanuit het samenwerkingsverband bekijkt dan de situatie en ondersteunt bij het organiseren van de passende ondersteuning voor de leerling. Dit kan gaan om advies over de juiste ondersteuning of de organisatie daarvan. Ook kan hierbij advies worden gegeven voor de inzet van jeugdhulp trajecten of een overstap naar het voortgezet speciaal onderwijs.
Wanneer het op school met ondersteuning nog niet goed gaat met leren, kan een tijdelijke overstap naar het orthopedagogisch didactisch centrum in Waalwijk (Boost!) helpen. Boost! is bedoeld voor leerlingen die tijdelijk meer behoefte hebben aan ondersteuning in een rustige omgeving met minder leerlingen. Lees meer informatie op de website van OPDC Boost!
Meer informatie over OPDC Boost!
Er zijn leerlingen waarvoor de extra ondersteuning op school of de tijdelijke overstap naar het OPDC niet voldoende is. Dan kan het beter zijn een overstap te maken naar voortgezet speciaal onderwijs. De school vraagt dan een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aan bij het samenwerkingsverband. De Adviescommissie toelaatbaarheid (ACT) van het samenwerkingsverband beoordeelt de aanvraag en adviseert de directeur bestuurder over het te nemen besluit. Na akkoord voor het voortgezet speciaal onderwijs kan een keuze worden gemaakt voor de school voor voortgezet speciaal onderwijs en kunnen ouders hun zoon of dochter aanmelden op de school van hun keuze.
De mentor is het eerste aanspreekpunt voor ouders en leerlingen. Met de mentor kunnen ouders bespreken hoe het gaat met hun zoon of dochter. Wanneer er sprake is van extra ondersteuning, bespreekt de mentor dit binnen de school met de ondersteuningscoördinator. Bij deze persoon kunnen ouders en leerlingen aankloppen voor alle vragen over de ondersteuning binnen de school en de samenwerking tussen scholen. De ondersteuningscoördinator vormt samen met de schooldirectie de spil tussen de school en het samenwerkingsverband. Samen zijn zij ook de gesprekspartners voor de Adviescommissie toelaatbaarheid (ACT) en andere scholen.
Scholen stellen voor alle leerlingen voor wie extra ondersteuning nodig is, een ontwikkelingsperspectief (OPP) op. Hierbij gaat het om extra ondersteuning die buiten de basisondersteuning valt.
In het ontwikkelingsperspectief (OPP) staat aan welke doelen met een leerling wordt gewerkt en welke extra ondersteuning de school gaat inzetten. Denk hierbij aan coaching in de klas, inzet van een gedragsdeskundige, schoolondersteuner of het trainen van sociale vaardigheden.
De school stelt het ontwikkelingsperspectief op. Ook bespreekt de contactpersoon van de school met de ouders hoe de ondersteuning en begeleiding eruit moet zien. Ouders hebben hierbij instemmingsrecht. Jaarlijks wordt het ontwikkelingsperspectief door school met de ouders geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Als de ouders het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief en de ouders komen er met school niet uit, kunnen zij terecht bij de ondersteuningscoördinator of eventueel bezwaar indienen bij de directie van de school.